Home

Mijn eerste kennismaking met architectuurkritiek was midden jaren tachtig dankzij de VPRO-radio. Bij Ronflonflon belde Jacques Plafond tout Amsterdam om een opinie te geven over het pas opgeleverde Concertgebouw . “Wat vindt joe van de nieuwe zeikbeuk van het Concertgebouw?” vroeg Jacques, alias Wim T. Schippers. Zonder google streetview had ik geen idee over welk verschrikkelijk gebouw het ging. Het verband met de vernieuwde hoofdingang van Nederlands mooiste muziekzaal drong pas een paar decennia later tot me door. Kort geleden stond ik ’s avonds voor de grote automatische draaideur. De foyer was gevuld met het oudere publiek dat klassieke concerten bezoekt. Autolampen schenen langs het gepolijste graniet en schitterden op de verchroomde lijsten van de hoge ruiten. Voor de jaren tachtig zijn dat opvallend chique materialen. Een zeldzame vrolijke noot in een periode dat de Nederlandse architectuur uitblonk in beroerde bouwsels van goedkope baksteen, pastelkleurige trespa en groezelig beton.

Die hele “zeikbeuk” was broodnodig. De oorspronkelijke architect van Gendt had in 1886 wat akoestiek betreft één van de drie beste muziekzalen ter wereld ontworpen. Buiten de muziekzalen was het gebouw behandeld als een circustent. Met de negentiende eeuwse koets kon je bijna de grote zaal binnenrijden. Een klein halletje scheidde de concertruimte van de straat. Tegenwoordig scheuren de auto’s en de trams daar vlak voor de gevel langs. Of het calvinisme was of Hollandse zuinigheid weet ik niet maar waar in Parijs en Wenen een avondje muziek begint met het zien en gezien worden op de trappen en in de foyers sluip je in het Concertgebouw naar je stoel om in stilte te genieten van de perfecte in duisternis wegstervende klanken.

Pi de Bruijn ontwierp honderd jaar later een nieuwe hoofdingang. Bescheiden leunt de uitbouw tegen de zijgevel. Bij de entree zwenkt de verdieping uit. Vanuit de taxi loop je droog naar binnen. Het is nog altijd niet royaal maar dankzij de hoge ramen over twee verdiepingen valt er genoeg te kijken. De toevoeging van Pi de Bruijn is beslist geen “zeikbeuk”. Door de schuin aflopende natuurstenen plint zou het water je meteen over de schoenen lopen. En dat niet alleen. Ik probeerde me voor te stellen hoe het Concertgebouw er zonder de vrolijk oplichtende zijgevel uit zou zien. Als een feestje zonder slingers denk ik. Vrolijk keek ik naar het plafond. Dat is bordeauxrood als de wijn in de pauze. Als ik al geen zin had in een avondje uit dan kreeg ik het nu wel. De akoestiek heeft niets aan helderheid en donkere afdronk ingeboet. De entree is het eerste sprankje luxe na armoedige tijden. Wim T. Schippers moet niet zeiken.

Lees meer over het Concertgebouw op Archipedia

Plaats een reactie