In 1997 verbaasde Carel Weeber vriend en vijand. In een interview in NRC Handelsblad pleitte de ontwerper van ongenaakbare wooncomplexen als de Peperclip en de Zwarte Madonna voor individuele woonwensen. De man die een kwart eeuw gestreden had tegen wat hij betitelde als “de nieuwe truttigheid” in de Nederlandse architectuur zei zonder blikken of blozen dat hij geïnspireerd was geraakt door volkstuinen en woonwagenkampjes en dat hij mensen gelukkiger zag worden in woonboten en stacaravans dan in de paleizen voor de arbeiders die Wibaut en Berlage lieten bouwen in Amsterdam Zuid.
De paperback die volgde op het interview opende onomwonden met “het afscheid van het staatsdenken in de architectuur.” De Sovjet Unie was gevallen, het vrije Westen had gewonnen en voormalig professor Weeber vond het tijd “om woonhuizen en woonomgeving voor een geëmancipeerde bevolking in een vrije markt gestalte te geven.”
Veel collega’s lazen zijn plannen met argwaan. Ze riepen hem in een dubieuze Volkskrant-verkiezing uit tot “slechtste architect van Nederland”. Zijn ideeën zetten het milde cliëntelisme van stedenbouwkundige plannen, grondexploitaties en welstandstoezicht onder druk. Onder het mom van zorgvuldigheid waarschuwde de beroepsgroep voor de chaos die zou ontstaan als het Wilde Wonen de leidraad werd.
Het was uitgerekend een sociaaldemocratische wethouder die de ban doorbrak. Adri Duivesteijn begon in Almere voorzichtig met de bouwexpositie “gewild wonen” waar voor 550 woningen de uiteindelijke bewoners meer betrokken moesten worden bij hun woning. Het resultaat was nog vrij braaf wat zelfs gold voor de woningen die Carel Weeber zelf liet bouwen. Voor het Homeruskwartier in Almere Poort ging het wilde wonen een stap verder. Hier wordt de helft van de woningen door bewoners en hun adviseurs zelf gebouwd. Het relatieve succes van zelfbouw is daarna op veel meer plekken in Almere toegepast. Tegenwoordig is er geen zichzelf respecterende stad in Nederland meer waar niet een aantal kavels voor zelfbouw worden vrijgemaakt.
Waren de plannen van Carel Weeber toch visionair? Ongetwijfeld, de architecten die zijn ideeën in 1997 afdeden als een hype kunnen na twintig jaar niet anders dan knarsetandend toegeven dat de behoefte aan zelfbouw groot blijft.
Tegelijkertijd zijn de visionaire plannen ingehaald door de werkelijkheid. De plannen voor het Wilde Wonen gaan uit van de veronderstelling dat het overgrote deel van de Nederlanders in een vrijstaande woning wil wonen. De afgelopen decennia blijken bewoners de stad te verkiezen boven het platteland. De één betrekt daarvoor een rijtjeshuis met een tuintje in een buitenwijk, de ander een klein appartement in de binnenstad. Vrijstaande woningen en stedelijk leven gaan moeilijk samen. Desondanks heeft zelfbouw binnen de stad een markante plaats verworven. Niet in de vorm van volkstuintjes en stacaravans maar als particulier en collectief particulier opdrachtgeverschap. Het eigen initiatief wordt steeds meer beloond. De persoonlijke voorkeur mag gezien worden. Zo lukt het Carel Weeber alsnog onze steden iets minder truttig te maken.